Menu

Producten

Gebiedsvisie en ontwerp

Sectorale visie en beleid

Onderzoek en veldwerk

Strategie en proces

Kennisbank

Projecten

Over ons

Vakkennis

Detailhandel onderdeel van Ladder voor duurzame verstedelijking


Met de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6., tweede lid, Bro) wordt duurzaam ruimtegebruik nagestreefd en dienen overheden (provincies en gemeenten) iedere stedelijke ontwikkeling hieraan te toetsen. Dit afwegingskader is ook van toepassing op detailhandelsontwikkelingen en werkt als volgt:

Trede 1: Is er vraag naar een nieuwe ontwikkeling?
Trede 2: Kan bestaand stedelijk gebied of bestaande bebouwing worden hergebruikt?
Trede 3: Mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan moet altijd worden gezorgd voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.

De ladder voor duurzame verstedelijking voor detailhandel vraagt van gemeenten bij nieuwe winkelontwikkelingen eerst te beoordelen of er een actuele (regionale) vraag is naar de ontwikkeling (1) en of er mogelijkheden zijn voor herstructurering binnen of aan de rand van bestaand stedelijk gebied (2), voordat een nieuwe perifere locatie wordt overwogen (3).

Bij de tweede trede acht DTNP het van groot belang eerst naar inpassing of herstructurering binnen of aan de rand van bestaande winkelgebieden, die qua verzorgingspositie aansluiten bij de verzorgingspositie van de beoogde ontwikkeling, te kijken. Op deze wijze wordt een duurzame winkelstructuur met een beperkt aantal sterke winkellocaties nagestreefd, wordt winkelleegstand tegengegaan en wordt zuinig omgegaan met de schaarse ruimte. Dit is in lijn met de aanbevelingen in het door DTNP opgestelde rapport 'Dynamiek door beleid'.

Als gevolg van de afnemende behoefte aan winkelmeters (o.a. door toename van internetaankopen) zijn keuzes in de winkelstructuur noodzakelijk. In een detailhandelsstructuurvisie kunnen de keuzes op basis van het principe van de Ladder gemotiveerd gemaakt worden.

Op 9 januari 2014 kondigde de minister van Infrastructuur en Milieu aan de ladder voor duurzame verstedelijking te willen aanscherpen. Het bepalen van de actuele behoefte (trede 1) mag niet enkel betrekking hebben op de marktvraag. Wel of geen uitbreidingsruimte mag op zichzelf geen criterium in de afweging zijn. Kwalitatieve argumenten dienen leidend te zijn in de afweging, zoals (leegstands-)effecten op de winkelstructuur en de betekenis van de ontwikkeling voor consumenten (gaat die er per saldo op vooruit).

DTNP hanteert reeds jaren deze benadering. In distributie-planologisch onderzoek (DPO) beoordelen we winkelontwikkelingen op de effecten op de winkelstructuur en de wenselijkheid hiervan voor de consument. Een kwantitatieve berekening van de marktruime is hierbij hooguit slechts een bouwsteen om de kwalitatieve afweging op basis van ruimtelijk relevante criteria te maken (goede ruimtelijke ordening).

Met de aanscherping van de ladder beoogt de minister economische ordening bij het beoordelen van winkelontwikkelingen te voorkomen, gelijk aan de regels van de Dienstenrichtlijn.

Meer informatie:

Deze website maakt gebruik van cookies voor het verzamelen van anonieme gebruikersstatistieken. Meer informatie