Hoe ziet de wereld eruit als bereikbaarheid gezien wordt als een basisrecht? Deze vraag staat centraal in het onderzoek van DTNP en Studio Verbinding voor de Open Oproep ‘Wegen naar Welzijn’. De komende weken publiceren wij de uitkomsten van ons onderzoek. Hierbij alvast een tipje van de sluier.
In Nederland bestaat voor verschillende zaken een ondergrens over wat de samenleving acceptabel vindt. Denk aan regels voor het minimumloon, de kwaliteit van woningen, toegang tot gratis onderwijs en gezondheidszorg. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat iedereen mee kan doen in de maatschappij. Bereikbaarheid, de mogelijkheid om bij voorzieningen te komen, zou hier ook onderdeel van moeten zijn. Immers, wat heeft het voor zin om te investeren in ziekenhuizen of basisscholen als niet iedereen daar op een fatsoenlijke manier kan komen? Toch geldt dit nu voor best veel Nederlanders. De Top Gear Challenge die we eerder deden, liet zien dat verschillen tussen mensen met en mensen zonder een eigen auto nu enorm zijn. Dezelfde verplaatsing kan zomaar drie keer zo lang duren. Maar niet iedereen in Nederland heeft een rijbewijs, of kan een auto betalen. Een rechtvaardig vervoerssysteem zou moeten garanderen dat iedereen in Nederland mee kan doen en niet alleen de mensen die een auto hebben. En ook niet alleen de mensen die in de grootste steden van Nederland wonen, maar juist ook dorpsbewoners.
Een basisniveau voor bereikbaarheid betekent niet dat iedereen precies hetzelfde niveau aan bereikbaarheid heeft, maar het garandeert een minimumniveau voor iedereen; een niveau dat nodig is om een gezond, prettig en gelukkig leven te leiden. Op basis van bestaand onderzoek, analyses van bestaande voorzieningenstructuren, gesprekken met diverse experts (bijvoorbeeld de GGD) en een enquête onder inwoners komen wij in ons onderzoek tot een eerste conclusie over welke voorzieningen voor iedereen binnen een bepaalde tijd met de fiets of met het openbaar vervoer bereikbaar moeten zijn in Nederland (zie figuur hiernaast). Iedereen in Nederland heeft hier recht op, de bewoner van een dorp als Reek net zo goed als de bewoner van een grote stad als Utrecht. Het door ons voorgestelde basisniveau is nadrukkelijk geen eindpunt, maar het startpunt voor een brede maatschappelijke discussie over wat iedereen in de samenleving belangrijk vindt. Missen er bepaalde voorzieningen? En welke voorziening is belangrijk om zo dicht mogelijk bij huis te hebben?
Bereikbaarheid als basisrecht betekent een omslag in denken. Juist nu de mobiliteitstransitie steeds meer vorm krijgt, is het belangrijk om de fundamenten die ten grondslag liggen aan ons vervoerssysteem ter discussie te stellen. Dit is het moment om een andere richting in te slaan. De focus zou niet meer moeten uitgaan naar ‘zo snel mogelijk voor de grootste groep’ (lees: de autorijder), maar juist naar ‘snel genoeg voor iedereen’. Het perspectief verschuift: minder aandacht voor filebestrijding op de drukste wegen in de Randstad en meer aandacht voor bereikbaarheid in de regio, daar waar de voorzieningen vaak uit dorpen verdwijnen of op grotere afstand van huis liggen. Het betekent ook een investering in het openbaar vervoer, want juist de groep mensen die hiervan afhankelijk is, heeft op dit moment een onacceptabel laag bereikbaarheidsniveau. Openbaar vervoer wordt dan niet langer gezien als een businessmodel, maar als een voorwaarde die cruciaal is voor een rechtvaardige samenleving. Een combinatie van de fiets en een sterk openbaar vervoer garandeert dat (bijna) iedereen mee kan doen in de Nederlandse samenleving. Zo zorgt een basisniveau aan bereikbaarheid voor iedereen als vanzelf voor een gezonder, inclusiever en klimaatbestendiger vervoerssysteem. Hoe dat eruitziet in een dorp als Reek of Schaijk? Daarover later meer!